In de rechtspersonenbelasting worden slechts bepaalde inkomsten belast.
Winsten, lidgelden, subsidies, schenkingen,… worden niet belast (in tegenstelling tot de vennootschapsbelasting die juist wel de winsten belast).
Voorbeeld
VZW Toneelkring vraagt een uitkoopsom van € 2.000 per voorstelling en kan optreden in 25 culturele centra in Vlaanderen. Per voorstelling moet € 1.000 betaald worden aan kosten voor de toneelspelers. De winst wordt in de rechtspersonenbelasting niet belast.

Volgende inkomsten worden wel belast:
- Bepaalde onroerende inkomsten
- De meerwaarden bij verkoop van bv. bepaalde onroerende goederen
- Bepaalde roerende inkomsten (zoals verhuur van een cafetaria, verhuur van loges, interesten, televisierechten,…)
- Het voordeel alle aard wanneer men een voertuig voor persoonlijk gebruik ter beschikking stelt
- Niet-verantwoorde kosten (bv. wanneer men iemand een loon heeft betaald zonder een fiscale fiche te hebben opgesteld)
Wij bespreken hieronder de inkomsten die kunnen voorkomen bij cultureel-gerelateerde rechtspersonen.
Onroerende inkomsten

Rechtspersonen worden belast in de rechtspersonenbelasting wanneer ze een onroerende goed verhuren. Bijvoorbeeld een VZW die een theaterzaal verhuurt aan een ander gezelschap voor een zomerkamp.
Let op: er bestaan ook vrijstellingen:
- Verhuur aan natuurlijke personen die het niet geheel/gedeeltelijk voor hun beroep gebruiken is vrijgesteld. Dit wordt niet belast en moet niet worden aangegeven. Bijvoorbeeld: een VZW verhuurt een polyvalente zaal aan een natuurlijke persoon voor een familiefeest.
- Verhuur aan een huurder zonder winstoogmerk die het gebruikt voor erediensten/onderwijs/hospitalen/vakantiehuizen/andere soorten weldadigheidsinstellingen. Bijvoorbeeld: een VZW verhuurt een polyvalente zaal aan een school om expressielessen te geven.
Belastbare basis, aftrekken & vrijstellingen

De belastbare basis is voor gebouwen en gronden dezelfde: de werkelijke huurprijs en huurvoordelen die ontvangen worden.
Hiervan mag dan het KI worden afgetrokken en 40% van de bruto-huurinkomsten, beperkt tot 2/3de van het gerevaloriseerd KI.
Tarief
Het tarief op inkomsten uit onroerende goederen bedraagt 20%
Voorbeeld
Een VZW verhuurt een polyvalente zaal voor € 250 per week aan een vennootschap. In totaal betaalt de vennootschap 5000 euro op een jaar. Het KI van de zaal bedraagt 1000 euro.
De VZW wordt belast op 5000 euro, verminderd met 40% van de brutohuurinkomsten (5000 euro x 40%= 2000 euro, beperkt tot 2/3de x 1000 euro KI x 4,57 revalorisatiecoëfficiënt= 2000 euro).
De VZW wordt dus belast op 3000 euro, verminderd met het KI, zijnde 1000 euro: 2000 euro. Hierop betaalt de VZW 20% belasting, zijnde 400 euro.
Meerwaarden
Als een rechtspersoon bepaalde meerwaarden realiseert, dan wordt ze daar op belast.

Het gaat om de meerwaarde die wordt gerealiseerd op bij de verkoop van gebouwen of gronden onder bepaalde voorwaarden.
Bijvoorbeeld: een VZW koopt een gebouw aan op 1 april 2018. Op 1 mei 2020 verkoopt de VZW dit gebouw en realiseert hierop een meerwaarde van 5000 euro. Op deze meerwaarde wordt een belasting van 16,5 % geheven omdat de verkoop gebeurt binnen de 5 jaar na aankoop. Indien de verkoop plaats zou vinden op bv. 1 mei 2028, zou er geen belasting verschuldigd zijn.
Daarnaast bestaat er ook een belasting op de meerwaarde van belangrijke deelnemingen.
Belastbare basis
Zowel bij gronden als bij gebouwen wordt de belasting geheven op het positieve verschil tussen de netto verkoopwaarde en de aankoopwaarde (die forfaitair wordt verhoogd met de aankoopkosten). De netto verkoopwaarde is de verkoopwaarde verminderd met de verkoopkosten, zoals de makelaars- en de publiciteitskosten.
Tarief
De tarieven zien er als volgt uit:
Meerwaarde gebouw: verkoop < 5 jaar |
16,5% |
Meerwaarde grond: verkoop < 5 jaar |
33% |
Meerwaarde grond: verkoop tussen 5 en 8 jaar |
16,5% |
Meerwaarde belangrijke deelnemingen |
16,5% |
Referentieperiode gebouwen/gronden: datum notariële akte aankoop – datum notariële akte verkoop |
Roerende inkomsten

Bepaalde roerende inkomsten worden belast. Dat gebeurt niet door een heffing in de rechtspersonenbelasting, maar wel door toepassing van de roerende voorheffing. Dat is een heffing die bij de bron (d.w.z. diegene die de vergoeding uitbetaalt waarop de roerende voorheffing wordt betaald) wordt ingehouden.
Ter informatie vraagt de fiscus echter wel deze roerende inkomsten in de aangifte te vermelden. Op die manier kunnen ze controles uitoefenen.
Autokosten/mobiliteitsvergoeding
Als een rechtspersoon een voertuig (al dan niet kosteloos) ter beschikking stelt, dan moet die rechtspersoon een bepaald bedrag aangeven onder deze categorie.
Belastbare basis
De belastbare basis is gebaseerd op het voordeel alle aard (VAA) van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig of de mobiliteitsvergoeding. Het VAA is afhankelijk van de CO2-uitstoot van het voertuig. Hierop wordt een percentage toegepast, nl:
- 17%
- 40% als ook brandstofkosten worden toegekend.
Tarief
Hierop wordt het geldende tarief van de vennootschapsbelasting toegepast.
Niet-verantwoorde kosten
Als bepaalde fiches voor vergoedingen niet worden opgemaakt en ingediend of wanneer er “in het zwart” wordt betaald, kan men belast worden in deze categorie.
Tarief
Het tarief is 50% als de verkrijger een rechtspersoon is en 100% als de verkrijger een natuurlijk persoon is.