De natuurlijke persoon die de auteursrechtelijke creatie tot stand brengt of bracht, is de auteur.

Doordat de auteurswetgeving dit expliciet vermeldt, wordt de vaak economische zwakkere auteur-natuurlijke persoon zijn of haar onderhandelingspositie verstevigd. Dit heeft namelijk in principe het volgende tot gevolg: maakt men gebruik van je creatie dan mag dit enkel mits toestemming van de auteursrechthebbende of ingevolge de (auteurs)wetgeving.  
 
Rechtspersonen, zoals vzw's of vennootschappen kunnen dus geen oorspronkelijke auteurs zijn van een werk. Zij kunnen contractueel wel bepaalde rechten verkrijgen van de auteur-natuurlijke persoon. De opdrachtgever, de werkgever of de vennootschap is dus in principe niet automatisch de rechthebbende. Zo zal dus ook de zaakvoerder met de eigen vennootschap afspraken moeten maken die minstens schriftelijk bewezen moeten kunnen worden.  
 
De scenarist-natuurlijke persoon kan bijvoorbeeld bepaalde auteursrechten overdragen aan het productiehuis dat dan verder voor de verfilming kan zorgen. Of de auteur van non-fictie zal zijn uitgeverij het recht kunnen geven het boek te reproduceren, distribueren en publiek mede te delen.  

Werken in opdracht

Met betrekking tot de werken gemaakt in opdracht of werken die tot stand zijn gekomen krachtens een arbeidsovereenkomst of (ambtenaren)statuut, blijft het basisprincipe gelden: de auteur (werknemer, ambtenaar, opdrachtnemer) is de natuurlijke persoon die het werk tot stand heeft gebracht. 
 
In principe is de opdrachtgever, werkgever of overheid dus geen houder van het auteursrecht Tenzij uitdrukkelijk in de overdracht van auteursrechten werd voorzien volgens wettelijke regels. Dit kan voorzien worden in de aannemingsovereenkomst, arbeidsovereenkomst, de statuten van de vzw of de statuten van de vennootschap. 
 
Als werknemer van de VRT zal men bijvoorbeeld via de arbeidsovereenkomst en het reglement zijn auteursrechten overdragen aan de VRT. 
 
Deze overdracht heeft enkel betrekking op de exploitatierechten. Het zogenaamde moreel recht blijft bij de auteur. 

 

De vermelding van naam

Artikel XI. 170 lid 2 van het Wetboek van economisch (WER) recht creëert een vermoeden dat diegene wiens naam op het werk vermeld staat, geacht wordt de auteur te zijn tot bewijs van het tegendeel. Tegenbewijs is steeds mogelijk. 
 
In het geval van pseudonieme of anonieme werken wordt de uitgever vermoed auteur te zijn tot bewijs van het tegendeel. De auteur kan zich op elk moment kenbaar maken: het auteursrecht wordt vanaf dan door de auteur uitgeoefend. 

Audiovisuele werken

Voor audiovisuele werken voorziet artikel XI. 179 van het WER in een bijzondere bepaling met betrekking tot het auteurschap. 
 
De wetgever heeft een onweerlegbaar vermoeden van auteurschap ingebouwd voor de regisseur en een weerlegbaar vermoeden van auteurschap voor de hiernavolgende auteurs: 

  • de scenarioschrijver; 
  • de bewerker; 
  • de tekstschrijver; 
  • de grafische ontwerper van animatiewerken / animatiesequenties in een audiovisueel werk, die een belangrijk deel van dat werk uitmaken; 
  • de auteur van muziekwerken met of zonder woorden die speciaal voor het audiovisueel werk werden gemaakt (m.a.w. niet in het geval van reeds bestaande muziek). 
     

Daarnaast kunnen ook andere personen beschouwd worden als auteur van een audiovisueel werk maar dan moeten ze wel kunnen aantonen dat ze een fundamentele bijdrage hebben geleverd bij de totstandkoming van het audiovisueel werk. 

 

Ik heb samen met anderen gewerkt

Samenwerking bij de creatie is mogelijk. Wanneer verschillende auteurs samen werken aan hetzelfde werk, is er sprake van mede-auteurschap of co-auteurschap. Bijv. twee scenarioschrijvers schrijven samen voor een film, een componist en tekstschrijver maken samen een lied, twee beeldhouwers ontwerpen een kunstwerk. 
 
Om als co-auteur beschouwd te worden, moet het gaan om een samenwerking bij de schepping van het werk en er moet een wezenlijke bijdrage geleverd worden tot het gemeenschappelijke werk. Een model dat poseert voor een schilder zal bijvoorbeeld niet als co-auteur kunnen worden beschouwd. 

Tip: Samenwerkingsovereenkomst opstellen

Wanneer men als co-auteur met anderen meewerkt aan een kunstwerk, is het aan te raden om een overeenkomst op te stellen tussen de verschillende auteurs. 

Deze overeenkomst bepaalt wie de co-auteurs zijn en bepaalt eenieders aandeel in het gemeenschappelijk werk in functie van hun respectievelijke inbreng. In deze overeenkomst kunnen de auteurs ook de samenwerkingsregels bepalen, de verdeelseutels voor de vergoeding en auteursrechten vastleggen, de mogelijkheid voorzien om al dan niet de samenwerking stop te zetten en de gevolgen hiervan, de mogelijkheid tot exploitatie van het werk omschrijven en de procedure bepalen wanneer er namaak of plagiaat van het werk wordt vastgesteld.

Zo kan je bijvoorbeeld bepalen of de compositie en de tekst steeds samen moeten worden gesynchroniseerd onder een film of niet. 

Bij gebrek aan overeenkomst

De wet stuurt in de eerste plaats aan op een overeenkomst tussen de verschillende co-auteurs. 

Indien er toch geen overeenkomst werd opgesteld, kan men terug vallen op de regels van het Wetboek. Zij maakt hierbij een onderscheid tussen splitsbare en onsplitsbare medewerking. 

Splitsbare of deelbare medewerking 

Dit is het geval wanneer de individuele prestatie van de verschillende auteurs duidelijk te onderscheiden is. 
 
Bijvoorbeeld: een boek met afzonderlijke bijdragen van verschillende auteurs of een tekenaar en tekstschrijver van een stripverhaal. 
 
Bij gebrek aan overeenkomst bepaalt artikel XI. 169 WER dat eenieder het auteursrecht uitoefent voor de afzonderlijke exploitatie van de eigen creatie maar deze exploitatie mag het gemeenschappelijke werk niet in gedrang brengen. De tekenaar van het stripverhaal zou bijvoorbeeld een afzonderlijk boek kunnen uitbrengen met de tekeningen zonder bijpassende tekst op voorwaarde dat deze afzonderlijke exploitatie het gemeenschappelijke werk niet in gedrang brengt. 

Onsplitsbare of ondeelbare medewerking 

Hiervan is sprake wanneer de bijdragen in het werk zijn versmolten en de individuele bijdrage aan het werk niet meer te herkennen is. 
 
Bij gebrek aan overeenkomst bepaalt artikel XI.168 WER dat er geen afzonderlijke uitoefening van de rechten mogelijk is zonder toestemming van de andere(n). De rechten moeten samen uitgeoefend worden. Elke auteur heeft als het ware een vetorecht t.o.v. zijn of haar co-auteurs voor de exploitatie van het gemeenschappelijk werk. In geval van onenigheid beslist de rechtbank. Elke auteur kan wel afzonderlijk optreden tegen namaak en voor zijn deel schadevergoeding  vorderen. 

Bijzondere regels voor audiovisuele werken 

Aangezien audiovisuele werken in de meeste gevallen werken zijn waar verschillende auteurs aan samenwerken, heeft de wetgever een opsomming gegeven van de verschillende natuurlijke personen die wettelijk als (co-)auteur van een audiovisueel werk kunnen worden beschouwd. 
 
De hoofdregisseur moet in ieder geval als auteur van het audiovisuele werk worden beschouwd. 
 
Daarnaast bepaalt de wet (artikel XI.179 WER) dat er vijf categorieën van auteurs zijn die in aanmerking kunnen komen om beschouwd te worden als auteur van een audiovisueel werk, met name: 

  • de scenarioschrijver; 
  • de bewerker; 
  • de tekstschrijver; 
  • de grafische ontwerper van animatiewerken / animatiesequenties in een audiovisueel werk, die een belangrijk deel van dat werk uitmaken; 
  • de auteur van muziekwerken met of zonder woorden die speciaal voor het audiovisueel werk werd gemaakt (m.a.w. geen gebruik van een reeds bestaand muziek). 

Dit is een weerlegbaar vermoeden, wat betekent dat men altijd het tegenbewijs kan leveren om het auteurschap van één van deze auteurs te betwisten. In dit geval zal men moeten aantonen dat de bewuste bijdrage van de auteur niet het wezen van het audiovisueel werk als geheel heeft bepaald of dat de auteur geen originele bijdrage tot het werk heeft geleverd. 
Ook andere personen die tot het audiovisueel werk hebben bijgedragen, kunnen erkend worden als auteur wanneer hun bijdrage origineel is en deze bijdrage eveneens het wezen van het auteurswerk als geheel bepaalt. 

Voorbeeld: de zaak Kamiel Spiessens

Inhet arrest van het Hof van Beroep van Brussel van 31 december 1997 ging het over de auteursrechten op het typetje Kamiel Spiessens. Dit typetje kwam tot stand mede door de creatieve inbreng van één van de medewerkers van de BRTN die in een scenario het typetje heeft omschreven en mede het uiterlijk van de heer Spiessens heeft bepaald. Deze inbreng zou wezenlijk zijn geweest om te leiden naar de figuur zoals deze werd gecreëerd. 


De rechter oordeelde echter dat er in dit geval geen sprake kan zijn van een onverdeeld auteursrecht en kende de rechten toe aan de vertolker van het typetje. De inbreng van de medewerker van de BRTN was dus niet voldoende om het werk in zijn geheel te beïnvloeden. De BRTN die de rechten had verworven van de werknemer, kan dus geen auteursrechten laten gelden op het geheel.

Herbekijk hier ons webinar "Auteursrechten als verdienmodel":

1